uwe mantel. Hoewel hij ook wel verradelijk kan zijn, schept hij wel vertrouwen. Maar die andere… Het is vooral de Wildeman die ons ontzag afdwingt: wilde, grote ogen, dierenhuiden hangen over de schouders, een zwart dodenmasker, een ketting in de ene hand, een fakkel in de andere, … .
Hij slaat met de ketting op de grond en zwaait met de fakkel om de gezichten te kunnen peilen. Iedereen probeert een bijna heilig gezicht op te zetten: hier zijn alleen maar brave mensen. Hij kijkt vervaarlijk en draait om. Een hond volgt ze als ze het huis binnentreden met veel lawaai. De hellehond? We horen gerommel en geroep binnen. Iedereen is stil. Wanneer een ouder naar binnen wil gaan om te checken of het wilde heir al weg is, wordt hij tegengehouden door zijn oudste zoon: “Pas je op, jij bent ook niet altijd even braaf”. Als het Wilde Heir de orde herstelt, kan het zijn dat je gestraft wordt of meegenomen wordt. Wanneer we luid gerommel in de lucht horen weten we zeker dat Wodan en zijn Wildkeerlen verder gegaan zijn. Pfoeewww, wwooooeeeeeen!! Binnen vinden we kadootjes aan het haardvuur: de plaats van contact met de voorouders… . Wodan heeft onze offers meegenomen: stro voor Sleipnir, mede voor Wodan en de wildeman, … .
De kinderen vertellen – stoerder dan net – over wat ze gezien hebben. “Het was zeker een vrouw”, zei de ene. “Berchta of Freya”. “Nee, nee, het was een man met een huilende hellehond”. “Ik zag Sleipnir! Dat weet ik zeker want het paard had 8 benen”. “Hij had me bijna meegenomen”. “Volgens mij was het de Tilkesjacht want ik hoorde muziek en zag heksen”.
Wij grijnzen, gerustgesteld. We zijn weer voor een jaar gezegend en het land is weer vruchtbaar.